De kern van het talentontwikkelingsproces is een transformatie van buitengewone natuurlijke capaciteiten (of gaves) in vaardigheden van hoog niveau (of talenten) door een lang proces van leren en oefenen.
Jan Kuipers' Model van Talentontwikkeling (MTO) is een vertaling van Gagné's Differentiated Model of Giftedness and Talent (DMGT) (2000, 2004) en het Multifactorenmodel van Heller en Ziegler (2000) naar kinderen.
Sternberg stelt dat er drie verschillende types van intelligentie nodig zijn om persoonlijk en professioneel succesvol te zijn: analytische, creatieve en praktische intelligentie.
Heeft leerlingen groeperen volgens hun vaardigheidsniveau een positief effect op hun schoolse prestaties? En hoe zit het met het effect van versnellen op diezelfde prestaties? Steenbergen-Hu en collega's maakten een grondige meta-analyse.
Vertonen kinderen met een hoge intelligentie gemiddeld meer of minder gedragsproblemen dan kinderen met een gemiddelde intelligentie? Rosanna Francis en collega’s maakten een lezenswaardig overzicht van de wetenschappelijke literatuur rond dit onderwerp.
Aparte verrijkingsprogramma’s voor hoogbegaafde kinderen bestaan in alle soorten en maten. Maar welk effect hebben deze programma’s op de schoolse prestaties en op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de deelnemende kinderen?
Betts & Neihart (1988) onderscheiden 6 profielen van hoogbegaafde leerlingen: de succesvolle, de uitdagend creatieve, de onderduiker, de risicoleerling of drop-out, de dubbel bijzondere en de autonoom zelfstandige leerling.