Binnen thema: Onderpresteren
Artikeloverzicht

Onderpresteren bij cognitief sterk functionerende leerlingen: Wat werkt en wat niet?

Kern van het onderzoek

Veel leraren herkennen het: leerlingen met een hoge cognitieve potentie die toch onderpresteren op school. Ze halen lagere cijfers dan verwacht, zijn ongemotiveerd of lijken school niet belangrijk te vinden. Dit fenomeen – onderpresteren bij cognitief sterk functionerende (CSF) leerlingen – is al jarenlang een zorg in het onderwijs. Maar wat helpt écht om deze leerlingen weer op het juiste spoor te krijgen?

Een reviewstudie van Steenbergen-Hu, Olszewski-Kubilius en Calvert (2020) onderzocht 14 interventies die specifiek gericht zijn op het aanpakken van onderpresteren bij CSF leerlingen. De onderzoekers bekeken zowel het effect op schoolresultaten als op motivatie, zelfbeeld en andere psychosociale factoren.

Wat werd onderzocht?

De interventies die onderpresteren bij CSF leerlingen proberen te keren, zijn erg uiteenlopend. Sommige zijn instructiegericht en focussen op het versterken van leerstrategieën en zelfregulatie, zoals programma’s rond zelfgestuurd leren of doelgericht werken. Andere zijn meer begeleidingsgericht en richten zich op motivatie, zelfbeeld en sociale steun, bijvoorbeeld via mentoring, motivationale coaching of ouder-leerling-ondersteuningsgroepen. Daarnaast zijn er creatieve interventies zoals theaterprojecten of programma’s waarbij leerlingen hun persoonlijke talenten leren herkennen en inzetten.

Sommige interventies vonden plaats in de klas, andere na schooltijd, en ze variëren van korte sessies van enkele uren tot langdurige trajecten over meerdere weken. Ze waren gericht op leerlingen van uiteenlopende leeftijden, van de lagere school (vanaf 8 jaar) tot en met de universiteit (tot 18+ jaar). Wat ze gemeen hebben, is dat ze proberen het leerproces betekenisvoller te maken en de leerlingen opnieuw te verbinden met hun potentieel.

De meeste interventies waren gebaseerd op verschillende theoretische modellen rond zelfregulatie, motivatie, doeloriëntatie en zelfdeterminatie.

Belangrijkste bevindingen

  • Over het geheel genomen verbeterden de schoolresultaten van onderpresterende CSF leerlingen niet significant door deelname aan de interventies. Met andere woorden: hun punten of cijfers gingen er meestal niet merkbaar op vooruit.
  • Wel werd een duidelijk positief effect gevonden op psychosociale uitkomsten. Leerlingen rapporteerden:
    • meer zelfvertrouwen in hun leervermogen,
    • een sterkere motivatie en doelgerichtheid,
    • een positievere beleving van de schoolomgeving,
    • en betere zelfregulatie (bijvoorbeeld beter plannen en doorzetten).

Onderpresteerders voelden zich meer betrokken, vonden school betekenisvoller en leerden beter omgaan met hun leerproces.

  • Uit kwalitatieve studies bleek dat persoonlijke aandacht, een goede band met een mentor of leraar, en het inspelen op interesses van de onderpresterende CSF leerling vaak leidde tot meer motivatie en betere werkhouding.

Tegelijk wijzen de auteurs erop dat de kwaliteit van het bestaande onderzoek beperkt is. Er is dus nood aan meer degelijk, langlopend onderzoek dat de effecten van programma’s rond onderpresteren in kaart brengt.

Identificatie en het belang van inzicht in de oorzaken

Een cruciaal aspect bij het inzetten van interventies voor onderpresterende CSF leerlingen is de manier waarop ze geïdentificeerd worden. In de studies werd onderpresteren meestal gedefinieerd als een discrepantie tussen het cognitieve potentieel (bv. IQ of gestandaardiseerde testscores) en de feitelijke schoolprestaties (bv. lage cijfers). Toch is het belangrijk om verder te kijken dan cijfers alleen. Onderpresteren kan vele oorzaken hebben: motivatieproblemen, faalangst, gebrek aan uitdaging, sociale problemen, of een mismatch tussen leerling en leeromgeving. Daarom is het essentieel dat leraren en scholen niet alleen onderpresteren signaleren, maar ook de onderliggende oorzaak proberen te achterhalen. Pas dan kan een interventie echt op maat worden ingezet.

Wat betekent dit voor de praktijk?

  • Focus niet alleen op cijfers: verbetering van motivatie, zelfbeeld en betrokkenheid zijn waardevolle doelen op zich. Ze kunnen op lange termijn bijdragen aan betere prestaties.
  • Zorg voor een betekenisvolle leeromgeving: leerlingen presteren beter als ze het gevoel hebben dat wat ze leren ertoe doet. Differentiatie, keuzevrijheid en uitdaging zijn hierbij cruciaal.
  • Investeer in relaties: een positieve relatie met een leraar of mentor kan een groot verschil maken. Leerlingen voelen zich gezien en gesteund, wat hun motivatie versterkt.
  • Pas interventies aan op maat van de leerling: er is geen “one size fits all”. Onderpresteren heeft verschillende oorzaken, en de interventie moet daarop afgestemd worden.

Kort samengevat

Hoewel er nog veel te leren valt over hoe we onderpresteren bij CSF leerlingen het best aanpakken, toont dit onderzoek aan dat werken aan motivatie, zelfregulatie en een positieve leerhouding een goede start is. Leraren kunnen hierin een sleutelrol spelen door een veilige, stimulerende en betekenisvolle leeromgeving te creëren.

Bron
Steenbergen-Hu, S., Olszewski-Kubilius, P., & Calvert, E. (2020). The effectiveness of current interventions to reverse the underachievement of gifted students: Findings of a meta-analysis and systematic review. Gifted Child Quarterly, 64(2), 132–165. https://doi.org/10.1177/0016986220908601

Deze bijdrage werd geschreven door dr. Katelijne Barbier (Expertisecentrum Talent, UAntwerpen)

Lees meer over: Onderpresteren interventie